Ongehuwd samenwonen zonder keuze voor fiscaal partnerschap kan onder omstandigheden leiden tot een beperktere aftrek van hypotheekrente ten opzichte van de situatie dat wel sprake is van fiscaal partnerschap.
We gaan daarbij uit van de situatie dat ongehuwd samenwonenden gezamenlijk de ongedeelde eigendom van de woning voor eigen bewoning hebben verworven en gezamenlijk of ieder afzonderlijk daarvoor een hypothecaire lening zijn aangegaan. De samenwoner die na beëindiging van de samenwoning de voormalige gemeenschappelijke eigen woning verlaat, heeft gedurende de periode van samenwoning recht op hypotheekrenteaftrek naar evenredigheid van de aangegane eigenwoningschuld(en).
Is sprake van hoofdelijke aansprakelijkheid voor deze schuld, dan hebben beide samenwoners recht op aftrek van de helft van de hypotheekrente. Voor de uit de voormalige gemeenschappelijke eigen woning vertrokken samenwoner, kunnen de fiscale gevolgen ingrijpend zijn. Direct na vertrek uit deze woning verhuizen de woning en de hypotheekschuld van box 1 naar box 3 en bestaat geen recht meer op hypotheekrenteaftrek. In de praktijk blijken de fiscale gevolgen van de gemaakte keuzes niet altijd te zijn voorzien. Illustratief hierbij is een recente uitspraak van Hof Den Bosch.
Ongehuwd samenwonen zonder keuze voor fiscaal partnerschap kan onder omstandigheden leiden tot een beperktere aftrek van hypotheekrente ten opzichte van de situatie dat wel sprake is van fiscaal partnerschap. Per 1 januari 2011 is het partnerbegrip overigens gewijzigd. We gaan daarbij uit van de situatie dat ongehuwd samenwonenden gezamenlijk de ongedeelde eigendom van de woning voor eigen bewoning hebben verworven en gezamenlijk of ieder afzonderlijk daarvoor een hypothecaire lening zijn aangegaan. De samenwoner die na beëindiging van de samenwoning de voormalige gemeenschappelijke eigen woning verlaat, heeft volgens de wet gedurende de periode van samenwoning recht op hypotheekrenteaftrek naar evenredigheid van de aangegane eigenwoningschuld(en). Direct na vertrek uit deze woning verhuizen de woning en de hypotheekschuld van box 1 naar box 3 en bestaat geen recht meer op hypotheekrenteaftrek.
In de praktijk blijken de fiscale gevolgen van de gemaakte keuzes met betrekking tot verdeling van de voormalige eigen woning en het fiscaal partnerschap niet altijd goed te zijn voorzien. Illustratief hierbij is een recente uitspraak van Hof Den Bosch. De zaak was verkort weergegeven als volgt.
Een vrouw woonde in 2002 samen met haar toenmalige partner in een woning die zij in gezamenlijke eigendom hadden gekocht. Zij waren beiden hoofdelijk aansprakelijk voor de met die woning samenhangende hypotheekschuld. Op 16 september 2003 verbraken zij de samenwoning en verliet de vrouw de woning. Over de periode van 1 januari 2003 tot en met 16 september 2003 was voor de woning hypotheekrente betaald van in totaal € 9.585. Het eigenwoningforfait voor de woning over deze periode bedroeg in totaal € 334.
In 2005 had de vrouw aangifte inkomstenbelasting gedaan over het jaar 2003. In de aangifte had zij niet gekozen voor fiscaal partnerschap. Ook haar ex-partner had voor zichzelf afzonderlijk aangifte gedaan. Bij de aangifte had de vrouw een fout gemaakt die de inspecteur pas bij het opleggen van de definitieve aanslag had hersteld. De inspecteur stelde zich op het standpunt dat de vrouw recht had op aftrek van de helft van het door beide ex-partners tot 16 september 2003 betaalde bedrag van € 9.585. De vrouw meende om uiteenlopende redenen dat ze recht had op een hoger aftrekbedrag. De zaak kwam uiteindelijk voor Hof Den Bosch.
Het hof wees op eerdergenoemde wettelijke regeling voor de verdeling van aftrekbare kosten voor de eigen woning ingeval geen sprake is van fiscaal partnerschap. Nu de vrouw en haar ex-partner hoofdelijke aansprakelijk waren voor de hypothecaire schuld, had de vrouw in 2003 recht op aftrek van de helft van de hypotheekrente. Het betrof de hypotheekrente over de periode van 1 januari tot 16 september 2003, dat wil zeggen de helft van € 9.585.
Het hof ging vervolgens in op de andere stellingen van de vrouw, maar deze waren allemaal niet gegrond.
Opmerking
Fiscale partners kunnen in beginsel het saldo van het eigenwoningforfait en bepaalde aftrekbare kosten in beginsel in elke gewenste verhouding aan elkaar toedelen. Het gaat hierbij onder meer om de volgende bestanddelen:
- het saldo van het eigenwoningforfait en de aftrekposten eigen woning;
- de uitgaven voor kinderopvang;
- de ziektekosten (uitgaven voor specifieke zorgkosten);
- het inkomen uit aanmerkelijk belang;
- de vermogensbestanddelen van box 3.
Als u bij uw aangifte inkomstenbelasting 2001 kiest voor het fiscaal partnerschap dan kunt u dus uw hypotheekrente geheel naar eigen voorkeur tussen u en uw partner verdelen (ongeacht wie de rente daadwerkelijk heeft betaald). Wel moeten u en uw partner gezamenlijk 100% in aanmerking nemen. U kunt als u bij de aangifte heeft gekozen voor fiscaal partnerschap op uw keuze niet meer terugkomen nadat de aanslag onherroepelijk vaststaat. Wel kunnen u en uw partner elk jaar opnieuw een keuze maken. Als één partner de volledige hypotheekrente in aftrek brengt, moet de betreffende partner ook 100% van het eigenwoningforfait aangeven.
Het vertrek van de ex-echtgenoot of voormalige fiscale partner uit de eigen woning hoeft onder omstandigheden voor deze persoon niet direct fiscale gevolgen te hebben. Op grond van de ‘scheidingsregeling’ kan de verhuisde partner die (deels) eigenaar is van de woning de eigenwoningregeling nog toepassen voor maximaal twee jaar na aanvang van het duurzaam gescheiden leven.
Bron: rechtennieuws.nl